Dribbelke

 

Leestijd: 11 minuten

Schattigheidsgraadmeter

Op een schattigheidsschaal van een tot tien, waarbij een blobvis een één scoort en Bambi een tien, scoorde Dribbel met gemak een acht-en-half. Aangezien hij bovendien vlakbij Hulst, net over de grens in Waasmunster woonde, weet ik bijna zeker dat ze hem Dribbelke noemden. Maar Dribbelke is dood. Het hondje mocht na een blokje om nog een ogenblik loslopen in zijn eigen straat en besloot in zijn enthousiasme met een jogger mee te joggen. ‘Ge moet geen schrik hebben hoor meneer, hij doet niks,’ riep de eigenaresse volgens het AD, maar helaas kon de 43-jarige jogger Dribbelkes hoge schattigheidsgehalte kennelijk niet verdragen, want hij stak het beestje in koelen bloede neer. Nu wil heel België het hoofd van deze sociopathische dierenbeul op een zilveren schotel. En ze hebben groot gelijk.

 

Althans, dat was mijn eerste gedachte. Mijn tweede gedachte was dat ik een paar jaar voor mijn verhuizing naar Zeeuws-Vlaanderen zelf uit alle macht geprobeerd had tijdens het joggen een hond om te brengen. Echt waar. Maar wacht, gooi mijn ruiten nog niet in, want tot mijn verdediging wil ik graag het volgende zeggen.

  • Primair: het is verjaard.
  • Subsidiair: het was een absoluut ondeugdelijke poging. Dat is zoiets als een brand willen stichten met ranja in plaats van met benzine.
  • Meer subsidiair: de hond scoorde zeker niet hoger dan een zeven-plus op de Bambi-schaal.
  • Meest subsidiair: ik heb een huurhuis en mijn huisbaas mag niet de dupe worden van mijn misdragingen.

 

Toen ik zeven was ben ik een keer aangevallen door een boxer. Het beest stond plotseling voor mijn neus terwijl ik de ratel, die mijn vader van een wasknijper, een blik en een elastiek gemaakt had, op de juiste wijze tussen de spaken van mijn racefietsje positioneerde. ‘Hij doet niks hoor,’ riep ook deze eigenaresse. Dat maak ik zelf wel uit, dacht de boxer. Hij gromde diep en vloog toen recht op mijn keel af. Hij wist echter niet dat ik al vanaf mijn zesde op judo zat en net de oranje band met groene slip behaald had. In een reflex cirkelde ik mijn lichaam tegen de wijzers van de klok in naar achteren en weerde ik de hond met mijn rechterarm ter hoogte van zijn nek af. Door de vaart waarmee het gebeurde draaiden we alletwee door. Een halve tel later realiseerde ik me dat ik op de grond lag met een hond van dertig kilo in de eerste houdgreep. Maar toen had ik echt een probleem, want hoe moest ik wegkomen zonder dat ik alsnog gebeten zou worden? Gelukkig werden we beiden haastig door de beschaamde eigenaresse ontzet. De boxer kreeg een veeg uit de pan en werd geboeid weggevoerd. Ik zag hem denken: Oranje band met groene slip, dat heb ik weer. Toch ben ik door deze en vergelijkbare ervaringen, als kind erg bang geweest voor honden.

 

Dankzij het feit dat ik ook als jongvolwassene de plaatsen waar ik loslopende honden kon tegenkomen zoveel mogelijk meed, bleven mijn negatieve ervaringen beperkt tot het ondergaan van vrijpostige gedragingen van honden van bekenden. Zo ben ik uitgebreid begroet en en besprongen door de net uit een moddersloot gekropen labrador van mijn studiegenoot Edgar, ik ben ondergekwijld door de twee Duitse doggen van mijn ambulancecollega Frank en vanwege de handtastelijkheden van de poolhond van mijn ex-schoonvader Fred heb ik mij twee jaar geleden aangesloten bij de #metoo-beweging.

 

De enige bazin die niet beweerde dat haar honden niets deden, was een boerin ergens in de polder, in de wijde omgeving van Alphen aan den Rijn. Ik reed er op een prachtige zomerdag op mijn skates, toen ik een boerderij zag met twee erg grote en buitengewoon actieve honden op het erf. Ze hadden de lange tred van een wolf en het agitatieniveau van een cokesnuiver. Het viel me op dat de muur rondom het erf niet al te hoog was en ik hoopte uit alle macht dat ze er niet overheen zouden kunnen springen. Onder andere omstandigheden zou ik zijn teruggekeerd, maar in dit geval betekende dat een omweg van acht kilometer. Daarom zei ik in gedachten tegen mijzelf: Stel je niet aan, Ed. Het zijn waakhonden. Zolang jij bij dat erf vandaan blijft is er niets aan de hand.

 

Na dit incident heb ik nooit meer op mijn oordeelsvermogen durven te vertrouwen, want ten eerste hoefden de honden niet over de muur te springen omdat de muur ter hoogte van de oprit gewoon ophield te bestaan en ten tweede kwamen ze wel degelijk achter me aan. Aanvankelijk deed ik alsof ze er niet waren en skatete ik aan de overkant van de weg dapper door, maar ik kwam er al gauw achter dat die tactiek niet werkte, want de voorste hond drong me luid blaffend de slootkant in, waar ik op mijn skates door het gras moest rennen om overeind te blijven. Toen ik stil stond, blij dat ik niet was gevallen en daardoor in staat was me nog enigszins te verweren, voelde ik dat de tweede hond zijn grote kop met kracht tegen mijn blote kuit duwde. Ik keek naar beneden en was er getuige van dat het beest er zijn bek likkebaardend omheen plooide. Maar net voordat hij zou gaan bijten, keek hij vuil en schuin omhoog om te zien waarom ik me met zijn kluif bemoeide. En toen gebeurde het wonder. Hij schrok zich het apezuur en ging er als een haas vandoor. De ander rende er van weeromstuit achteraan.

‘Kom hierrr.’

Dat was de boerin met de mosterd na de maaltijd.

‘Hebben ze je gebeten, die rothonden?’

Ik was te ontdaan om antwoord te geven en skatete gauw weg, me afvragend wat ervoor had gezorgd dat de honden er toen de nood het hoogst was opeens vandoor gingen. Ik had een voor die tijd hippe, maar nu als monsterlijk beschouwde Oakley-fietsbril op. Dat ding was groot, knalblauw en spiegelend. Ik vermoed dat die me de overwinning heeft bezorgd in de kortste stare down aller tijden.

Hierna heb ik veel nagedacht over mijn angst voor honden. Ik kwam tot de volgende conclusies.

  • Een hond heeft naar het schijnt het verstand van een niet al te slim zevenjarig kind, maar tevens tanden die zo scherp zijn als een mes. Een zevenjarig kind moet je niet zonder toezicht met messen laten spelen. (En wie hieraan twijfelt moet beslist mijn verhaal Repelsteeltje eens lezen.)
  • Op die ene boerin na roepen alle hondeneigenaren steevast dat hun hond niets doet, maar niet iedereen blijkt dat goed te kunnen inschatten. Op mijn beurt kan ik niet inschatten welke eigenaar zijn hond goed kent en welke niet, waardoor ik niets aan die informatie heb.
  • In principe voel ik mij niet geheel machteloos als ik bedreigd word door een agressieve hond, maar de norm dat ik mij pas mag verweren nadat ik ben gebeten zorgt wel voor een uitermate slecht uitgangspunt.

 

Mijn laatste en belangrijkste conclusie was dat ik het beu was om bang te zijn. Genoeg! Basta! Maar zo'n conclusie is gevaarlijk. Het doet denken aan een leraar die geen orde kan houden, al een paar keer murw gepest thuis heeft gezeten en plotseling besluit dat hij het geklier van die rotkinderen meer dan zat is.

‘De eerste die nu nog wat zegt vliegt eruit en kan in zijn vrije tijd de dikke Van Dale overschrijven. Van aal tot en met zymose en alles wat daartussen staat. Hebben jullie mij gehoord?’

Geheid dat de eerste die toevallig haar mond open doet Odileke is; dat schattige meisje dat op de eerste rij zit, altijd aan de lippen van de leraar hangt en haar huiswerk altijd af heeft. Zoiets overkwam mij ook en leidde bijna tot de dood van een Ierse setter en twee oude dametjes.

 

Ik was samen met een collega aan het hardlopen in een recreatiegebied en had expres een tijdstip uitgekozen waarop er weinig honden uitgelaten werden. Het ging lange tijd goed, totdat er in de verte twee dames op leeftijd naderden. Ze waren in het gezelschap van een Ierse setter, die vrolijk voor hen uit drentelde. Maar toen hij ons in de smiezen kreeg bevroor hij. Ik verbeeldde me zelfs dat ik hem zijn wenkbrauwen zag fronsen.

‘Laten we dit zijpad nemen,’ hijgde ik.

‘Die hond doet niks joh,’ antwoordde mijn collega, maar sloeg toch af.

We holden door en waren al dertig meter van het hoofdpad verwijderd zonder dat er iets was gebeurd. In gedachten juichte ik reeds. Maar toen hoorde ik achter me het ritmische getik van de nagels van een hond in galop. Niet weer. Laat me nu eens één keer met rust. Het bloed steeg naar mijn hoofd.

‘Drentel, kom hiehier,’ riep een van de dames. Maar Drentel cirkelde al in volle vaart om mij heen, waardoor ik moest inhouden om niet over hem heen te vallen.

‘Hij doet niks hoor.’

Yeah right. Ik was weer op snelheid, maar Drentel draaide voor de tweede keer een rondje om me heen. Hierbij maakte hij de onvergeeflijke fout mijn voeten aan te tikken, waardoor ik slechts met moeite kon voorkomen dat ik mijn evenwicht verloor. Dat was het moment waarop de bom barstte. Ik heb woorden geschreeuwd waarvan ik niet wist dat ik ze kende. Drentel kende ze ook niet, maar concludeerde terecht dat hij moest maken dat hij wegkwam. Hij spurtte ervandoor. Ik was echter nog niet klaar met hem en rende moordlustig achter hem aan.

‘Drentel, kom hier, gauw,’ riepen de dametjes.

Ze stonden op het punt een hartaanval te krijgen.

'Edwin doet niets hoor,’ riep mijn collega om hen gerust te stellen.

Hij had gelijk, maar dat was uitsluitend omdat ik Drentel niet in kon halen. In opperste frustratie - Drentel had een voorsprong van twintig meter - deed ik iets waarvoor ik mij nog steeds schaam. Het was het allerprimitiefste dat een getergd mens kan doen. Ik spuugde naar hem. Ja, dat was de absoluut ondeugdelijke poging tot moord waarover ik het had. Ik kon er achteraf nog om lachen ook, zij het met een hartslag van tweehonderd per minuut. Hierna was ik mijn angst voor honden echter definitief kwijt. Ik ben facteur geweest in de regio Sint-Niklaas, waar ik afschrikwekkende waakhonden gewoon onder hun kin kriebelde. En in de polders rondom Hulst heb ik meermalen verdwaalde honden gevonden en in mijn auto meegenomen om de eigenaar op te sporen. Honden en ik zijn heden ten dage twee honden ... eh handen op één buik.

 

Hoewel ik me geen situatie kan voorstellen waarin ik Drentel fysiek iets zou hebben aangedaan, kan ik me wel indenken dat de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat Dribbelke werd doodgestoken gecompliceerder liggen dan je aanvankelijk zou vermoeden. Ik ben een groot voorstander van hoor en wederhoor en ben benieuwd of tijdens het proces aan het licht zal komen welke beweegredenen de jogger werkelijk heeft gehad om Dribbelke dood te steken.