Jazz van Gent

 

Leestijd: 3 minuten

Gistermiddag was ik aan het werk in Sas van Gent, maar ik werd onverwacht met spoed naar het HagaZiekenhuis in Den Haag geroepen, in verband met een belangrijk besluit dat daar genomen moest worden. Ik tankte mijn rode Oma Duck-auto daarom gauw vol dure Nederlandse benzine en hobbelde zo snel ik kon naar de Randstad. Ter plaatse werd de ingrijpende beslissing verrassend snel genomen en het lijdend voorwerp maakte zelf nog een geniale grap met een rouwrandje.

 

Nu, vierentwintig uur later, zit ik in het schemerdonker op een gerieflijke vensterbank-bank en surf ik wat op mijn baby-laptop. Ik vind interessante feitjes over de Dixieland Pipers, het dixielandorkest dat in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw furore maakte. Het was in binnen-, buiten- én Zeeland-land een band van naam en faam. Ja, ook in Zeeland, want op zaterdag 15 juli 1961 speelden ze – toeval bestaat wél – in de Spiegelglasfabriek te Sas van Gent. ‘De zaal is gelegen op 1 km afstand van douanekantoor Zelzate’ stond onderaan de affiche geschreven. De algemene inkomprijs was Bfrs. 35.

 

Op YouTube stuit ik op het nummer At A Georgia Camp Meeting. Ik aarzel. Op de gang klinkt zo nu en dan gelach van personeel aan de maaltijd, maar afgezien daarvan is het tamelijk stil. Wat kan mij het schelen. Ik demp het geluid een weinig en klik op play. Het schelle geluid dat uit de speakertjes komt matcht perfect met de klank van de ouderwets aandoende instrumenten. De vrolijke muziek, met riedels die voortdurend uit het gelid schieten, staat in schril contrast tot de omgeving waarin ik mij bevind. Desondanks gaan ze goed samen, zoals zout en zoet dat in gezouten caramel doen. Ik focus op de banjo, het buitenbeentje dat de muziek nog eens zo eigenwijs laat klinken.

Het is een Este. Dat hoor ik niet, maar dat weet ik. Iemand heeft een openbare reactie op de YouTube-pagina geplaatst: ‘Zo spelen vandaag geen orkesten meer.’ Mistroostig gevolgd door: ‘Koos van der Houven is de enige die nog in leven is.’ Tja, denk ik, die ken ik. Het is de banjoïst, de man die mij als kind vergeefs probeerde uit te leggen dat de banjo tot de ritmesectie behoorde, de man die mij anderhalf akkoord op de Este leerde spelen. Sterker nog, ik kijk Koos nu recht in zijn gezicht. Hij kijkt ook naar mij, maar ziet mij niet. Dat komt door de morfine die ze hem geven sinds we gisteren gezamenlijk besloten hebben de behandeling te staken. De jazz, de jazzmuzikanten en de liefhebbers van jazz zijn al jaren dood. Alleen Koos is er nog. Maar in zijn eentje heeft hij er geen zin meer in. Vandaar zijn wens te stoppen.

 

Er verstreken nog drie uren. En daarna vijf dagen tot de uitvaart. Daarna nam ik drie dagen vrij. En de maandag erop ging ik weer werken in Jazz van Gent.